Johanna van Buren
Johanna van Buren, dichteresse in oonze moodersproake, schreef deze regels in 1944. Ze maakte toen al reclame voor haar, onze, eigen taal.
Wie was Johanna van Buren?
Ze is in 1881 in Hellendoorn geboren. Omdat haar vader al overleden was toen Johanna nog maar een jaar oud was, is haar moeder met de twee kinderen bij haar ouders ingetrokken. Johanna is dus eigenlijk opgegroeid in het gezin van haar grootouders.
Hier zien we het gezin waarin ze opgroeide: links haar grootmoeder H.G. Stokkers-Harbers, daarnaast haar moeder Riek van Buren-Stokkers. Achter staan Johanna en haar broer Jan die later onderwijzer werd in Den Haag.
Na de lagere school volgt ze een opleiding tot kostuumnaaister en ook gaat ze naailessen geven.
Na het overlijden van haar grootouders woont Johanna samen met haar moeder. Johanna is nooit getrouwd geweest. Ze is alleen gebleven. Nadat haar moeder in 1919 overleden was kon ze het werk als naaister niet volhouden, ze moest nu immers ook het huishouden er bij doen. Ze is toen op het postkantoor gaan werken o.a. als telefoniste.
In 1926 stuurt ze een gedicht naar de krant met het verzoek dit te plaatsen omdat ze hiermee de gemeente wil bedanken voor het opknappen van de toren van de oude kerk. “An oonzen oalen toorn”.
Daarna wordt haar gevraagd een gedicht over paasgebruiken te schrijven om mensen op te wekken de oude gebruiken in ere te houden. Deze gedichten, geschreven in de streektaal, vielen bij de lezers in de smaak. Men vraagt haar of ze niet elke week een gedicht voor de krant wil schrijven. Zo wordt Johanna een vaste medewerker van de krant. Elke zaterdag, tot 1954, lezen duizenden mensen haar “leedtie”.
Enkele coupletten van het gedicht: “an oonzen oalen toorn”
Johanna schrijft over allerlei onderwerpen.
Vaak schrijft ze over de natuur. Altijd vergelijkt ze bomen en bloemen met mensen. Ze zegt ook dat ze steun zoekt in de natuur wanneer het leven haar zwaar valt.
Ze was lichamelijk niet sterk. Ze lag met enige regelmaat in het ziekenhuis. In 1944 is ze zelfs een half jaar naar Lunteren geweest om in een herstellingsoord aan te sterken.
Ook voelde ze zich soms eenzaam. Kan het niet zijn dat ze daardoor is gaan schrijven?
In 1927 maakt ze één van haar mooiste gedichten: Zunnebloome.
Ze ziet in oktober een uitgebloeide Zunnebloome staan. De bloem herinnert haar aan de eindigheid, ook aan de eindigheid van een mensenleven. Ze noemt de bloem: een arm wief. Aan het einde van het gedicht zegt ze dat de bloem al haar moois heeft laten zien, en daarom rustig mag sterven.
In 1944 is het eerste bundeltje met gedichten uitgegeven: Zunnebloome met illustraties van de architect Jan Jans.
In 1948 kwam haar tweede boekje uit: Krönnenzommer.
In 2010 is er een fuchsia naar Johanna genoemd.
29 maart 2016 at 02:10
Over de jaren heb ik genoten van de gedichten van Johanna.
Geboren en getogen tussen Almelo en Wierden en sinds 1969 wonend in Australië. Mijn zusjes houden mij goed op de hoogte hoe het ‘reilt en zeilt’ in Twente.
Heb net gekeken naar rtv oost en zag Tineke van Buren een mooi gedicht voorlezen over de paasvuren.
Het is een heel mooie oude traditie! En de wedstrijden maken het ook ‘spannend’voor jongeren.
Iets doen, met elkaar -voor elkaar.
Ik heb genoten van de prachtige oude foto’s van Johanna, haar moeder en grootmoeder.
Schreef Johanna’s broer ook?
Is Tineke een nichtje van Johanna?
Hartelijke groeten aan Tineke, uit Geelong, Victoria, Australië!
Henriet